Leven in het oude schoolhuis!

  Korte historiek van het onderwijs in Lanklaar

In een werkhuis, de oude spinnerij in de huidige Dorpsstraat waar nu de krantenwinkel Opdekamp gevestigd is, gaf in 1817 R. Breuls les aan jongens en meisjes. Rond 1822 was Michel (Geelke) Claessens onderwijzer, zelf woonde hij in de Zavel. Pastoor Josephus Magnee stelde de onderwijzers aan.
De gemeente wilde een eigen school. Vooral toen de parochiale school een tijdje ophield te bestaan. Toen moesten de arme Lanklaarse kinderen naar de gemeenteschool van Stokkem. Het onderwijs was er gratis en de kosten betaalde men uit de kas van het Bureau van Weldadigheid.
In de gemeengeraadsverslagen vinden we dat in Lanklaar in 1855 terug een parochiale school bestaat door de zorgen en tussenkomst van pastoor Kraewinkels

Op 21 november 1863 beslist de gemeenteraad een school en onderwijzerswoning te bouwen. In 1867 was het gebouw uiteindelijk klaar en nam meester Joseph Donaat Stockmans, een gediplomeerd onderwijzer, zijn intrek in het schoolhuis. Vanaf nu had Lanklaar een echte gemeenteschool.

schoolhuis anno 1905

In 1894 werd hij opgevolgd door Victor Bouts. Hij kreeg toen 45 jongens en 41 meisjes in de klas die recht hadden op gratis onderwijs.

klas van meester Bouts

Omdat hij ongehuwd was, mocht hij niet in het schoolhuis wonen. Tot 1899 verhuurde de gemeente de woning aan Laurent Biname, conducteur van Bruggen en Wegen. Toen Bouts in 1899 huwde met Peeters Maria van Maaseik.
In 1908 was Frans Peeters onderwijzer, in 1920 komt Polydoor Peeters erbij als tweede onderwijzer, in 1930 komt Mathieu Janssen het corps versterken. Twee klaslokalen werden bijgebouwd.
In 1935 was Jules Rutten hoofdonderwijzer.

De kinderen van Jules vertellen hieronder over hun leven in het schoolhuis.


Het leven in het oude schoolhuis van Lanklaar.

Wij dat waren Pa, Jules Rutten (Stokkem 1903 – Genk 1990), Ma, Elisa Scheepers (Leut 1909- Maaseik 1984) en de kinderen Nelly (1932), Mariette (1933), Guy (1936) en Martin (1940) hebben in het schoolhuis verschillende jaren gewoond.

Meester Jules Rutten

Eerst even enkele woorden naar aanleiding van de verhuis in 1950 van Jules Rutten en zijn gezin vanuit zijn huis aan de Rijksweg 104 te Lanklaar naar het schoolhuis.

Jules Rutten behaalde het onderwijzersdiploma aan de Rijksnormaalschool te Lier in 1924. Eind augustus van datzelfde jaar werd hij aangesteld als onderwijzer aan de jongensschool van de steenkoolmijn Limburg-Maas, gelegen in de tuinwijk te Eisden. De lessen werden toen in het Frans gegeven.

In 1931 trouwde Jules Rutten met Elisa Scheepers en samen woonden ze in de tuinwijk, aan het park van de koningin, te Eisden. Hier werden Nelly en Mariette geboren.
In 1935 stelde hij zijn kandidatuur als onderwijzer aan de gemeentelijke jongensschool te Lanklaar. Hij werd dan ook in datzelfde jaar benoemd door het gemeentebestuur.
Ondertussen bouwden ze een huis langs de Rijksweg te Lanklaar. Hier werden Guy en Martin geboren. Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werd hij tot hoofdonderwijzer benoemd aan de gemeentelijke jongensschool.

Hier hangt een anekdote aan vast. Toen hij de gemeenteraadsleden ging bezoeken om hun stem te krijgen voor zijn benoeming, stelde een gemeenteraadslid hem de volgende vraag: “Meister, wieviel stummen dènkt geir te hoalen?”
“Als ich hug stum krieg, hub iech ze allemoal,” antwoordde hij gevat.
Daarna vroeg Jules Rutten aan het gemeentebestuur om het schoolhuis aan de Kruisstraat 7 te kunnen betrekken. Hij beriep zich hier op een 19de eeuwse wet die de hoofdonderwijzer het recht gaf te kunnen wonen in het schoolhuis, vlak bij de klaslokalen.

gemeentehuis en schoolhuis

Dit liep niet van een leien dakje. Er woonde een weduwe in het schoolhuis en die was zo nog maar niet vertrokken uit dit huis.
Ze kreeg uiteindelijk een woning aangeboden door het gemeentebestuur en dat aanbod aanvaardde ze.
Het gezin Rutten-Scheepers bewoonde het schoolhuis van 1950 tot de lente van 1963. In het huis aan de Rijksweg woonde later Albert Westhovens, gemeentesecretaris, met zijn gezin.
Het schoolhuis was en is een groot, ruim en wat statig gebouw. Vele van deze schoolhuizen werden in verscheidene gemeenten in Limburg in de tweede helft van de 19de eeuw gebouwd.

Een grote voordeur gaf toegang tot een brede lange gang. In deze gang was er een hoog plafond zoals trouwens in alle kamers van het schoolhuis.
Eén lamp in het midden van het plafond, verlichtte de gang. Links van de gang waren een kamer, een keuken en de achterkeuken met de handwaterpomp. Een grote achterdeur in het pomphuis gaf uit op een losstaand, vierkant gebouw, de wasplaats die ook als bergplaats dienst deed. Vanuit deze achterkeuken gaf ook een deur toegang tot de klaslokalen.

“Het huuske” lag dan weer een tiental meter verder achteruit. Koud en zonder water of verlichting! Als laatste was er het “kolenkot” waar ook de eigen gekweekte konijnen zaten

Rechts van de hoofdingang was er de grote woonkamer, gelegen langs de speelplaats.
Rechtsachter was er de buitendeur die van op de speelplaats toegang gaf tot de twee klaslokalen met daarboven een grote zolder.
Op de eerste verdieping was er weer die lange, brede gang met links en rechts de slaapkamers. Verder was er een grote kelder met mooie gewelven, waar in de winter vleermuizen sliepen.

Jarenlang werd de rechtergelijkvloerse verdieping gebruikt als “gemeentehuis”. Deze ruimte diende niet alleen als vergaderruimte voor de gemeenteraad, maar hier waren alle gemeentediensten gehuisvest.
De rechterbovenverdieping diende ook jarenlang als klaslokaal voor het zesde leerjaar, met Jules Rutten als onderwijzer.


Het zesde studiejaar van meester Jules Rutten in 1951, in het klaslokaal op de eerste verdieping.


Toen was de hoofdonderwijzer nog niet zonder klas.
Alle Lanklaarse jongens zullen zich dit lokaal op de eerste verdieping nog herinneren!

 

 

 


voor de voordeur

Sigarettendamp hing altijd in heel het huis, komende van de gemeentehuisafdeling. In die tijd rookte haast nog iedereen. Hinderlijk was dat wel en Ma zuchtte dan: “Ze zien weer aan het paven.” De jongens sliepen in die periode op de bovengang. Daarnaast waren er nog drie slaapkamers. De kamers hadden hoge plafonds, ’s winters was het er dan dikwijls koud. In de keuken werd gekookt en gegeten. We konden er ons wassen (een badkamer was er niet!) en de linnenwas werd er te drogen gehangen.

Buiten, links en rechts van het gebouw, groeiden twee enorme notenbomen. Dikwijls gingen we met de armen open rond de stam van de notenboom staan om zo de omtrek te meten.
Opzij achter het schoolhuis stond nog een enorme houten barak, die diende als kolen- en houtopslagplaats voor de klaskachels en de kachel in het gemeentelokaal. Het was tevens een bergplaats voor gebruikt of overbodig schoolmeubilair. Ook konden we er onze “flinten” onder verstoppen!

Het schoolhuis was aan de voorzijde en langs de speelplaatskant ommuurd. Langs een ijzeren hek konden we via een betonnen pad de voor- en achterdeur bereiken. Links van het huis onderhield Pa een groentetuin, waarin we, dikwijls met tegenzin, moesten helpen. Die tuin reikte tot tegen de tuin van de familie Ernest Mathijs. ’s Zomers, bij mooi weer, riep grootvader Mathijs over de draad naar Ma: “Lisa, nen stein zou willen leevend weeren!”

Met de kinderen van de families Mathijs, Hendrickx en Hoeven uit de buurt, speelden we volleybal over een koord, gespannen tussen de notenboom en de schoolmuur. Het ging er dikwijls “duchtig” aan toe! Pas toen de nieuwe jongensschool “op de Bresil” gebouwd was en daar de lessen doorgingen, werd het klaslokaal in het schoolhuis omgetoverd tot een grote slaapkamer. Deze kamer werd de slaapkamer voor de jongens.

Toen het nieuwe gemeentehuis klaar was, verhuisden de gemeentediensten, deze ruimte werd onze woonkamer, lekker warm op het zuiden gelegen. Ook kwamen twee klaslokalen vrij aan de achterkant van het schoolhuis. Hier repeteerde de "Koninklijke Fanfare de Vlaamsche Jongens” iedere zaterdag. We konden in huis heel goed de marsen en serenades horen. Fijne avonden waren dat, ondanks de herhalingen die nodig waren om een perfecte uitvoering te bekomen.

Fanfare De Vlaamsche Jongens

November 1980. De Koninklijke ‘Fanfare’ De Vlaamsche Jongens van Lanklaar.
Jules Rutten is de vierde persoon van rechts, zittend.

Het hele schoolhuis heeft op ons een grote indruk nagelaten en vele herinneringen eraan blijven levend.

Nelly, Mariette, Guy en Martin Rutten


Terug naar verhalen


 


Periodiek De Vreedsel, 2007, nr.2, p. 39